6. Primaire en secundaire stimuli
Er zijn twee soorten stimuli de primaire (ongeconditioneerde / ongetrainde) stimuli en de secundaire (aangeleerde) stimuli.
De eerste soort kennen we als het ware automatisch, van nature: voedsel, pijn, comfort, warmte en dergelijke vallen daaronder. Het zijn zaken waardoor we ons goed of slecht voelen en die we niet hoeven te leren kennen. Ze zijn in de regel op mens en dier van toepassing.
Pavlov’s honden hoefden niet te leren kwijlen van voedsel; wij hoeven niet te leren dat het prettig is om getroost te worden.
De secundaire (aangeleerde) stimuli ondervinden pas een reactie als we ze ook inderdaad hebben geleerd. Dieren die in een wei staan die afgemaakt is met stroomdraad zullen schrikken waneer ze deze draad raken, ook als er op dat moment geen stroom op staat. Veel honden blaffen als de bel gaat, omdat het gaan van de bel geassocieerd wordt met bezoek.
Mensen ‘schrikken’ van het alarm als het afgaat behalve op de eerste maandag van de maand om 12.00 uur.
Die secundaire stimuli moeten wel eerst worden aangeleerd. De trainee moet leren wat er leuk of onaangenaam aan is. Een kind dat nog nooit in een circus was en niet weet wat het is zal het pas na het eerste bezoek als iets leuks of minder leuk ervaren. Dit ‘leren’ noemen we conditionering.
Het belang van conditionering
Met name in de training van dieren is conditionering van het grootste belang. Daar waar je bij de training van een sub, beloningen in het vooruitzicht kunt stellen, moet je bij een dier direct belonen. Een sub zal echter ook minder gemotiveerd zijn als de beloningen relatief klein zijn en pas veel later zal worden gegeven. De trainer kan nu eenmaal niet permanent aanwezig zijn om te belonen en is er behoefte aan het aanleren van een secundaire stimulus die geassocieerd is met de feitelijke beloning.
Voorbeeld
Stel dat je sub een opdracht in huis uitvoert, waarvoor je hem wilt belonen met een snack, maar je bent op je werk als ze die opdracht doet. Dus zoeken trainers naar iets wat ze makkelijker kunnen aanleveren. Daarvoor moet de trainee door conditionering leren wat de vervangende stimulus is. Hieraan wordt ook wel gerefereerd als het bouwen van een brug. Die brug is de verbinding tussen de (vervangende) secundaire stimulus en de feitelijke beloning die later volgt. Bij dieren is dat vaak een ‘fluitje’ of een ‘klikker’; bij subs wordt vaak gebruik gemaakt van een goedkeurende opmerking zoals: ‘lief meisje’ of ‘brave sub’.
Het gebruik van de klikker
In de training van dieren wordt vaak de klikker gebruikt, kort daarna gevolgd door het geven van een snoepje. Na verloop van tijd zal het dier weten dat de klikker iets leuks betekent en uiteindelijk is de klikker zelf de tractatie. Daarmee is de associatie gevormd. Dit noemen we het creëren van een geconditioneerde initiator. (conditioned reinforcement – CR) De klik is het signaal dat er een beloning aan zit te komen. Veel trainers zeggen zelfs dat de klik zelf de beloning is.
Bij de training van een sub zou dit natuurlijk niet werken met een klikker. Wat wel zou kunnen is dat tijdens de training als beloning een prettige aanraking wordt gegeven (knuffelen; over de haren strijken) terwijl de sub wordt toegesproken met: ‘mooi meisje’ of ‘lief meisje’. Na verloop van tijd zal het prettige gevoel van de aanraking worden gevoeld als alleen de woorden worden uitgesproken.